In Nederland neemt de hoeveelheid afval toe door de wegwerpmaatschappij waarin consumenten snel nieuwe producten aanschaffen en oude afdanken. Jaarlijks wordt er meer dan 100 miljoen kilo aan elektronische apparaten afgedankt, wat resulteert in een berg e-waste die snel groeit. Elektronisch afval bevat waardevolle grondstoffen zoals koper en palladium, die steeds schaarser en duurder worden. Dit maakt recycling niet alleen ecologisch, maar ook economisch en geopolitiek noodzakelijk, omdat landen als China en Rusland vaak de voornaamste leveranciers van deze zeldzame metalen zijn. In Nederland wordt momenteel meer dan 50% van de nieuw gekochte elektronische apparaten gerecycled, wat nog onder de Europese doelstelling van 65% ligt. Recyclingbedrijven spelen een cruciale rol in het scheiden en terugwinnen van deze grondstoffen. In sorteerhallen worden apparaten gedemonteerd om hoogwaardige materialen zoals koper en goud uit printplaten en kabels te winnen. Grote huishoudelijke apparaten, zoals wasmachines, worden efficiënt gerecycled met een terugwinningspercentage van 80-85%. Toch blijft er ruimte voor verbetering, vooral bij de recycling van kleinere apparaten en goedkope consumentenproducten.
Naast recycling is hergebruik essentieel om de afvalstroom te verminderen. Grote recyclers halen onderdelen zoals harde schijven en CPUs uit afgedankte apparatuur, die daarna opnieuw worden ingezet in serversystemen en spelcomputers. Deze aanpak zorgt ervoor dat minder grondstoffen verloren gaan en apparaten een tweede leven krijgen. Dit draagt bij aan een circulaire economie waarin minder nieuwe materialen nodig zijn. Een groot probleem is echter dat veel apparaten slecht ontworpen zijn en moeilijk te repareren. Dit wordt deels toegeschreven aan geplande veroudering, een strategie waarbij producten bewust zo ontworpen worden dat ze snel kapotgaan om nieuwe aankopen te stimuleren. Hoewel consumenten vaak denken dat dit op grote schaal gebeurt, is het moeilijk om geplande veroudering te bewijzen. Wat vaker voorkomt, is slecht ontwerp en goedkope productiemethoden waardoor apparaten snel defect raken. Voorbeelden hiervan zijn stofzuigers waarvan de aan- en uitknoppen of het kabeloprolmechanisme snel kapot gaan, zonder dat deze onderdelen gemakkelijk vervangbaar zijn.
Frankrijk heeft wetgeving ingevoerd om geplande veroudering te verbieden en de reparatiecultuur te stimuleren. Hier moeten fabrikanten op labels aangeven hoe repareerbaar hun producten zijn, wat consumenten helpt om bewustere keuzes te maken. Daarnaast biedt de Franse overheid subsidies aan om reparaties betaalbaar te maken. Dit initiatief moet voorkomen dat consumenten meteen nieuwe producten kopen wanneer een apparaat kapotgaat, en moedigt reparatie aan als een kosteneffectief alternatief. Ook sommige bedrijven nemen het voortouw door reparatieservices aan te bieden en afgedankte producten een tweede leven te geven. Zo zijn er winkels met reparatieafdelingen waar kapotte outdoor-uitrusting wordt hersteld en opnieuw verkocht. Hoewel deze reparaties vaak prijzig zijn en niet altijd kostendekkend, worden ze toch aangeboden om duurzaamheid te bevorderen en klanten te stimuleren producten langer te gebruiken. Dit type initiatieven, samen met wetgeving zoals die in Frankrijk, kan bijdragen aan een bewustere consumptie en het verminderen van afval. Het doel is om een circulaire economie te creëren waarin het concept van afval verdwijnt en alle gebruikte materialen een nieuwe toepassing vinden. Innovatie en wetgeving spelen hierbij een sleutelrol om te zorgen dat producten langer meegaan en gemakkelijker te repareren zijn, zodat toekomstige generaties het woord "afval" misschien niet meer hoeven te kennen.