Autofictie is een genre dat de grenzen verkent tussen persoonlijke ervaring en literaire constructie. Tijdens een literaire avond georganiseerd door De Balie en Hollands Maandblad, reflecteerden schrijvers als Brechtje Hofstede, Saskia de Coster en Joost de Vries op hun benadering van autofictie en de reacties die dit genre oproept. Autofictie wordt vaak gezien als 'eerlijk' of 'moedig', maar dit is niet altijd het doel van de schrijver. De sprekers benadrukten dat een goede autofictieve tekst niet draait om de mate van autobiografische waarheid, maar om de literaire kwaliteit en de universele thema's die erin worden verkend. De rol van de ‘ik’ in autofictie is cruciaal, vooral wanneer de schrijver dicht op de huid van persoonlijke ervaringen wil blijven. Voor Brechtje Hofstede was het gebruik van de ik-persoon in haar roman "Oer" noodzakelijk om de fysieke en psychologische intensiteit van een bevalling te vangen—een ervaring die moeilijk met enige afstand beschreven kan worden. Saskia de Coster daarentegen, wisselt in "Nachtouders" tussen de ik- en derde persoon, om afstand te creëren en haar eigen ervaring van moederschap als een constructie te benaderen. De spanning tussen feit en fictie roept vaak morele vragen op, zowel bij critici als lezers. Joost de Vries merkt op dat autofictie soms verweten wordt ijdel te zijn, omdat de schrijver reflecteert op het eigen schrijfproces. Maar volgens de auteurs is dit juist wat het genre interessant maakt; het toont hoe subjectiviteit en kunst elkaar beïnvloeden. In een tijd waarin de scheidslijn tussen realiteit en representatie steeds diffuser wordt—denk aan sociale media en fake news—biedt autofictie een unieke manier om deze complexiteit te onderzoeken. Tegelijkertijd ligt er een genderdimensie aan het genre: vrouwelijke auteurs die vanuit hun persoonlijke ervaring schrijven, worden sneller in de hoek van de navelstaarderij geplaatst, terwijl mannelijke auteurs vaak niet onder dezelfde noemer vallen. Dit werd besproken in het licht van hoe autobiografisch werk van vrouwelijke auteurs vaak serieuzer wordt genomen als het als ‘autofictie’ wordt bestempeld, terwijl soortgelijke werken van mannelijke auteurs als universele literatuur worden gezien. De toekomst van autofictie lijkt te liggen in het experimenteren met vertelperspectieven en het verkennen van nieuwe vormen om persoonlijke verhalen universeel resonantie te geven. De vraag is niet langer of autofictie echt of onecht is, maar wat het zegt over hoe we onszelf en de wereld om ons heen begrijpen.