Goedendag, welkom bij Thomas Tol. Vandaag spreek ik met theoloog, schrijver, dichter en pastoor Huub Oosterhuis om de vraag "Wat maakt een mens tot mens?" te benaderen. Ik wil graag een stap terugnemen naar het begin van het mens-zijn, zoals dat beschreven staat in de Hebreeuwse Bijbel, in het boek Genesis. Je hebt veel geschreven en gezegd over de eerste vier hoofdstukken van dit boek. Wat is volgens jou de essentie van dit verhaal? Wat probeert het ons te vertellen? De essentie is dat het verhaal op een bijzondere manier is opgebouwd. Het eerste hoofdstuk is van een andere hand dan het tweede, en het eerste werkt toe naar het tweede hoofdstuk, wat een latere compositie is in de traditie. In het eerste hoofdstuk van Genesis lezen we zes keer dat God zag dat het goed was. Maar in het tweede hoofdstuk staat iets anders: God zag dat het níet goed was. En wat was er dan niet goed? Dat de mens alleen was. God schept Adam, zet hem in de tuin, maar ziet dat het niet goed is dat de mens alleen is. Hij haalt een truc uit en schept vogels, waar Adam namen aan geeft, maar die geven geen naam terug. Uiteindelijk brengt God Adam in een diepe slaap, neemt een rib en maakt daar een tweede mens van. Als Adam wakker wordt en de ander ziet, zegt hij: "Zij is het eindelijk." Hieruit blijkt: een mens alleen is niets. De ander is essentieel voor het mens-zijn. In het vierde hoofdstuk van Genesis wordt een basale menselijke emotie beschreven: jaloezie. Kaïn is jaloers op zijn broer Abel omdat God wel Abels offer waardeert, maar dat van Kaïn negeert. Dit drijft Kaïn tot woede, wat leidt tot de eerste moord in de menselijke geschiedenis: Kaïn vermoordt zijn broer Abel. God vraagt Kaïn vervolgens: "Waar is je broer?" Dit heb je prachtig uitgewerkt in het "Lied van Kaïn", waarin de schuld en het verlangen naar vergeving centraal staan. Wat we leren is dat een mens zonder een ander mens, zonder naasten, zijn menselijkheid verliest.